02 februari 2010

Warmte


Gisteren was ze er weer. De afgelopen maanden zag ik ze regelmatig zitten in de inkom van de plaatselijke kraamkliniek. Ongewassen haar, versleten bontjas en haar handen braaf op de schoot. Ze zegt geen woord en lijkt in stilte te willen verdwijnen als iemand binnenkomt. Een poetsvrouw die er werkt, kent haar verhaal.
De vrouw was 18 jaar geleden getrouwd met een succesvolle zakenman en zag haar gezin uitbreiden met een tweeling. Enkele jaren later waren de twee uit het zicht van de vrouw aan het spelen op een bevroren vijver. Het vervolg laat zich al raden. Geen van de twee kinderen heeft het overleefd.

Terwijl de vrouw steeds dieper wegzakte in een depressie, liet haar man haar in de steek. Haar enige houvast was haar zoon, die door slechte vrienden aan de drugs raakte. Als ze hem ziet, gebruikt hij zijn vuisten om het luttele geld dat ze heeft, af te troggelen. Ze leeft in een klein huis en is een schim van de fiere vrouw die ze ooit was. Iedere keer als het flink vriest, zit ze in de inkomhal van de kraamkliniek. Verwarming heeft ze amper.
"Ze valt toch niemand lastig, zeker?", sneert de poetsvrouw als een jonge verpleegster voorstelt om ze weg te laten sturen door de sociale diensten. De vrouw zwijgt bedachtzaam en doet alsof haar neus bloedt. In haar ogen zie ik de tristesse als ze trotse jonge vaders ziet passeren of vervlogen hoop als een koppel met een maxi cosi vol levensgeluk naar huis gaat. Even later vertrekt ze ook, met een ontnuchterende rust over zich heen en met een hart dat weer heel even opgewarmd is.

2 opmerkingen:

elke zei

koud krijg ik hiervan. En de verwarming ligt nochtans aan.
Schoon stukje, Bert.

tijdtussendoor zei

Deze triestheid zo neerschrijven, dat moet je kunnen...mooi!